Bij snoezelen gaat het om activiteiten of voorwerpen. Het ruiken, het luisteren, het proeven, het aanraken, het voelen en het kijken spelen steeds een belangrijke rol. Bij kijken kunnen bijvoorbeeld spiegels, glinsteringen, gekleurde voorwerpen of caleidoscopen gebruikt worden. Bij aanraken horen knuffels, zachte stoffen, klei, water, zand, kussens, enzovoort. Bij horen kun je denken aan vertrouwde, bekende, zachte geluiden of muziek. En je weet zelf wel hoe bepaalde geuren prettige herinneringen kunnen oproepen.
Je ontwerpt met je groep een snoezelruimte. Er is geen tijd om de ontwerpen echt te maken, daarom maak je een beschrijving van het ontwerp. Die beschrijving kun je op verschillende manieren ondersteunen: met een tekening, schaalmodel, stofje, ontwerp op computer, enzovoort. Je maakt met elkaar een plattegrond waarop zichtbaar is waar de snoezels staan. De ruimte die je ter beschikking hebt, is vijftig vierkante meter. Dat is een gemiddeld leslokaal. Het materiaal van de snoezels moet veilig zijn en het moet duidelijk zijn wat je ermee kunt doen.